maandag 7 april 2014

Er is een kleindochter op komst


Mijn dochter is zwanger. Wat waren we hier blij mee! En het wordt ook nog een meisje. We hebben al een kleinzoon dus je zult de blijdschap van ons en haar begrijpen. Dit hele gebeuren werpt nu een enorme schaduw over deze blijdschap. Haar werk is nu erg zwaar. Ze werkt in de buitenschoolse kinderopvang. Het bukken en vele staan eisen hun tol. Nu het zo slecht met haar broer gaat lukt het haar geestelijk ook niet meer om haar werk vol te houden. Ze vraagt me of ik met haar mee wil naar de bedrijfsarts waar ze een gesprek heeft. Natuurlijk ga ik met haar mee. Zenuwachtig zitten we te wachten tot we binnen mogen komen. Gelukkig treffen we een zeer begrijpende arts die meteen zegt dat ze tot na haar zwangerschap niet meer hoeft te werken. Af en toe even je neus laten zien op het werk is voldoende. Wat een opluchting voor ons allebei. Dit betekend dat zij rustig aan mag doen en dat ik niet meer op hoef te passen. Ik kan dus al mijn aandacht aan mijn andere kind geven.
Met mijn werk heb ik geregeld dat ik kan komen werken als het gaat. In totaal heb ik drie maanden zorgverlof. Samen letten we nu op Nick en kunnen we op en neer naar het ziekenhuis. Dat is fijn.

zondag 6 april 2014

Wat een werk


De hele week was mijn man bezig. Het hele huis stond op z'n kop. Alle spullen moesten uit de ene kamer. Kasten werden geverfd, de muren moesten een andere kleur. In de witte vakken zou ik geel met blauw pakpapier plakken. Hij had er veel werk aan, maar het eindresultaat mag er wezen. Dit zien jullie later als Nick thuis komt.

zaterdag 5 april 2014

Een andere kamer


Op het moment dat we hoorden dat Nick ernstig ziek was beseften we ook dat hij niet meer op de zolder kon blijven slapen. De zolder had maar een klein raampje en was niet echt een vrolijke plek om ziek te liggen. Bovendien was het een stoffige plek omdat er vloerbedekking ligt. Er kan een moment komen dat hij met moeite de trap zal kunnen op lopen, of misschien helemaal niet meer de trap op kan. We besloten om hem de kamer van mijn man zijn zoon te geven. Aangezien hij alleen maar in het weekend komt en dan ook nog om de week vonden we het niet meer dan logisch. Gelukkig was hij het er ook mee eens dat Nick zijn kamer zou krijgen. Dit betekende dat mijn man deze week weinig in het ziekenhuis zou zijn omdat toch iemand de kamer op moest knappen. Samen met mijn dochter gingen we op zoek naar spullen voor zijn nieuwe kamer. Op naar Ikea. Even gezellig eruit. Nou ja, gezellig? In Ikea kreeg ik het toch even te kwaad. Huilend zei ik tegen mijn dochter dat ik toch wel leukere manieren van winkelen wist dan deze manier. Een kamer maken voor je kind wat zijn laatste kamer zou kunnen worden. De kamer moest perfect worden. Hij moest hem geweldig vinden als hij thuis zou komen. Het was moeilijk maar we vonden toch wat we nodig hadden. De kleuren zouden limegroen, paars, zwart en turquoise worden. Vrolijke kleuren.

vrijdag 4 april 2014

Kop op



In het ziekenhuis was de bezoektijd ruim. Je mocht om half 9 's morgens al komen en dit duurde tot half 10 's avonds. Er was alleen een rusttijd van één tot drie uur. In die twee uur moest ik mezelf zien te vermaken. Omdat er een groot overdekt winkelcentrum in de buurt was stapte ik op de bus. Er was een christelijke winkel waar ik zou gaan kijken voor wat posters voor op zijn kamer. Deze wilde ik inlijsten. Aan gekomen op het winkelcentrum voelde ik een zwaarmoedigheid over me komen. Ik liep daar met mijn ziel onder mijn arm. Ik voelde me zo intens verdrietig. Toen ik de winkel binnen stapte kwam ik die vrouwen van mijn kerk tegen. Of het zo moest zijn. Ik viel ze alle drie in de armen en huilde. Zij waren op zoek naar een mooie kaart voor Nick. Ik vertelde over zijn kamer en wees naar een paar schilderijen die ik mooi vond. Maar ik vond het te duur, zijn kamer had al een hoop geld gekost. Ze besloten deze met z'n drieën voor Nick te kopen. Wat een liefde! Terwijl wij staan te praten zie ik ineens een oude vriend van me in de winkel lopen. Hij komt vrolijk op ons af. Ik zeg tegen één van de vrouwen dat ik zelf niet kan vertellen wat er aan de hand is. Ik ben te emotioneel. Zij vertelt het aan hem. Maar hij reageert helemaal niet zoals ik verwacht had. De meeste mensen zeggen dat ze het vreselijk vinden en niet weten wat ze moeten zeggen. Hij verteld me dat de artsen zoveel kunnen zeggen maar dat God wonderen kan doen, je zult het zien zegt hij met een vrolijk gezicht. Niet de moed verliezen hoor, en weg is hij. Verbaasd blijf ik achter. Maar hij zal niet de enige zijn die dit zegt, blijkt later.

Gehaast loop ik snel naar de bus terug. Mijn hart is eigenlijk een beetje blij. Raar in deze omstandigheid. Ik heb niet veel tijd meer en moet om drie uur in het ziekenhuis zijn voor nog een gesprek met de arts. Wachtend bij de bushalte vraag ik me af of ik voldoende geld op mijn ov chipkaart heb staan. Ik heb geen tijd meer om hem ergens op te laden want dat is zeker een half uur lopen heen en terug. De bus stopt en ik stap in. Ik houd mijn kaart voor het apparaat en het zegt dat er te weinig saldo op mijn kaart staat. Hulpeloos kijk ik de chauffeur aan en vraag 'wat nu?' Ga maar zitten zegt de chauffeur vriendelijk. In mijzelf zeg ik een gebed van dank. Ik ben op tijd voor het gesprek in het ziekenhuis.

donderdag 3 april 2014

Tot morgen


25 februari.
Nick gaat nog een keer door de scan. Ze willen de rest van zijn bovenlijf en hersenen bekijken. Gelukkig is daar geen kanker te zien. 's Middags willen de artsen ons spreken. Ze vertellen dat het niet de diagnose is die ze eerder hadden gesteld. Ze denken dat de haard in zijn longen zit maar weten het niet zeker. In ieder geval is het kanker die bij oude mensen voorkomt. Ze hebben dit eigenlijk nog nooit bij mensen van 28 jaar oud gezien. Hij is niet meer te genezen. Hoeveel jaar heb ik nog', vraagt Nick. We spreken hier niet over jaren, is het antwoord van de arts. Verslagen kijken we elkaar aan en huilen. De artsen willen hem chemo gaan geven om zijn leven te rekken. Gelukkig mag ik een paar nachtjes blijven zolang er geen patiënten zijn die het bed nodig hebben. Nick en ik praten en bidden veel met elkaar. De artsen kunnen zeggen dat ik niet lang meer te leven heb' zegt Nick, 'maar God heeft het laatste woord'. Later zegt hij dat hij dit een beetje ziet als een soort van schoolreis. Dan weet je ook niet waar je naar toe gaat. 'Ik loop straks op gouden straten in de hemel mam, zegt hij. En in de hemel is duizend jaar als een dag, dus ik zie je morgen weer'. Nick leest veel in zijn bijbel, dit geeft hem houvast.

dinsdag 1 april 2014

Daniel den Hoed



Op maandag 24 februari is Nick over gebracht naar Daniel den Hoed kliniek. Per ambulance vertrokken we. Nick vond het vreemd want hij kon best lopen vond hij. Toch moest hij zittend gebracht worden op een brancard. Ik mocht naast hem zitten. We hadden geen idee waar de kliniek zich bevond. Door het raam van de ambulance konden we maar een klein stukje weg zien. De weg was opgebroken waardoor we moesten omrijden. We kwamen aan bij de achterkant van de kliniek. Het was nog ouder dan ik dacht.

 Mijn oma heeft hier gelegen toen ik twaalf jaar oud was. Ik ben daar toen één keer geweest en vond het een vreselijk ziekenhuis. Uit de verhalen van mijn moeder was dit ook zo. Mijn oma had ook kanker en werd daar behandeld. Ze mocht niet de hele dag in haar bed liggen en werd aan een tafel gezet. Toen mijn ouders binnen kwamen lag ze met haar hoofd op de tafel te slapen. De familie is daar zo boos om geworden dat mijn oma meteen weg werd gehaald en bij mijn tante in huis kwam. Dit is nu 34 jaar geleden.

We kwamen dus aan bij de achterkant van het ziekenhuis. De straat was erg ongelijk en de deur waar we door naar binnen moesten ging niet automatisch open. Nick moest van de brancard af stappen omdat het anders niet lukte om naar binnen te komen. Je zal toch niet kunnen lopen, dan heb je echt een probleem. We liepen een paar gangen door en arriveerden op de afdeling waar hij opgenomen zou worden. Wat een vreselijke oude rommel. Ik kon wel huilen! Moest ik mijn kind hier achter laten? In het Maasstad ziekenhuis had je een televisie met tip toetsen. Je kon erop internetten, je menu uitzoeken, enz. Ik mocht elke dag blijven slapen, kreeg eten en drinken. Nu kwam hij op een zaal voor twee personen terecht. Hij krijgt een bed bij het raam. Ik vraag of ik mag blijven, dat mag niet. Wat een tegenvaller. Nick krijgt een pil tegen de misselijkheid. Ik leg uit dat dit niet werkt omdat hij daar van moet braken en dan zijn sonde uitspuugt. 'Dit is niet het Maasstad', wordt bot geantwoord. Ik ben verbaasd over de hardheid van woorden. Hebben ze geen idee hoe wij ons op dit moment voelen? Wat een verschil met het vorige ziekenhuis waar ze zo lief voor ons waren. Vijf minuten later braakt hij de sonde er voor een deel uit. Ik ren de gang op om iemand te roepen. De arts komt meteen en verwijdert de slang. Uit woede begin ik meteen te huilen en doe mijn beklag bij de arts. Ze begrijpt mijn boosheid.
 Vorige week heeft hij zijn sonde er ook al een keer uit gespuugd toen hij draadjesvlees at. Dit gebeurde precies toen ik even naar huis was om mijn tas te pakken. Er wordt een nieuwe sonde geplaatst maar nu eentje die in de dunne darm eindigt. Deze spuug je minder snel uit zegt de arts. De verpleegster die eerst zo bot tegen ons deed bleek later eigenlijk heel lief te zijn. Ze hadden overlegt en ik mocht toch blijven slapen